woensdag 29 september 2010

(V)echtscheiding of mediation, onze advocaten staan aan uw zijde. boskampwillems

Kantoorpresentatie Boskamp & Willems Advocaten

Bekijk hier de kantoorpresentatie van Boskamp en Willems Advocaten

Ondergronds bouwen, mag dat?

Het bestemmingsplan bevat geen specifieke bepalingen omtrent het ondergronds bouwen, dan moet een bouwvergunning voor de kelder toch zondermeer worden verleend? Deze gedachtegang is op zich begrijpelijk doch niet juist.


Of voor een kelder bouwvergunning kan worden verleend hangt af van wat het bestemmingsplan daarover bepaald. Met enige regelmaat is het bouwen van een kelder inzet van een procedure geweest. In een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was het volgende aan de orde.

De bouwer wilde zijn woning uitbreiden met een berging met daaronder een kelder. De van toepassing zijnde bebouwingsvoorschriften bepalen dat een woning een maximale inhoud van 600 m3 mag hebben. Met de kelder bedroeg de inhoud van de woning meer dan 600 m3. Volgens het meetvoorschrift moest de inhoud van de woning buitenwerks en boven peil worden gemeten. De bouwer stelde zich op het standpunt dat de kelder gelet hierop niet meetelde voor de inhoudsmaat. De inhoud wordt volgens het meetvoorschrift immers bovengronds bepaald. Hij kon daar nog aan toevoegen dat burgemeester en wethouders in een beleidsnotitie over het verlenen van vrijstellingen van bestemmingsplan-voorschriften hadden opgenomen dat ondergronds bouwen bij de bepaling van inhoudsmaten buiten beschouwing kon worden gelaten.

De Raad van State oordeelde echter anders. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken herhaalde de rechter nog eens dat de planvoorschriften voor bovengronds bouwen, ook van toepassing zijn op ondergronds bouwen. Het feit dat in het meetvoorschrift voor wat betreft de inhoud is bepaald dat deze boven peil dienen te worden gemeten leidt niet tot een andere beslissing. Planvoorschriften die geen bouwvoorschriften zijn kunnen de werking van bouwvoorschriften niet beperken in die zin dat deze enkel zouden gelden voor bebouwing boven peil. Dit zou naar het oordeel van de rechter afbreuk doen aan de strekking van dit bouwvoorschrift.

De verwijzing naar de beleidsnota redde de bouwer al evenmin. Ook al zou de gemeenteraad met de beleidsnota van het college hebben ingestemd, hieruit kan niet worden afgeleid dat de gemeenteraad ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan een onderscheid heeft willen maken tussen ondergronds en bovengronds bouwen. Een redelijke uitleg van de planvoorschriften brengt dan ook met zich mee dat bij de toetsing van het bouwplan aan de eisen omtrent de maximale inhoud, de kelder dient te worden meegerekend en dat bij overschrijding van het maximum de bouwvergunning moet worden geweigerd.

Uit de rechtspraak omtrent het bouwen van kelders volgt dat wanneer het bestemmingsplan niet uitdrukkelijk bepaalt dat de bebouwingsvoorschriften niet van toepassing zijn op ondergronds bouwen, ervan uit moet worden gegaan dat deze ook gelden voor het ondergronds bouwen. Het kan daarbij gaan om de maximale inhoudsmaat doch ook om bijvoorbeeld de situering van een gebouw zoals bijvoorbeeld de afstand tot de zijdelingse perceelgrens of de afstand van het gebouw tot de voorgevelrooilijn.

Dit is slechts een voorbeeld waarbij het al dan niet kunnen realiseren van een bouwplan afhangt van de interpretatie van bestemmingsplanvoorschriften. Dit voorbeeld kan met legio andere voorbeelden worden aangevuld. Kennis van de geldende rechtspraak, is hierbij van essentieel belang. De specialisten van de sectie Ruimtelijk Bestuursrecht van Boskamp & Willems Advocaten kunnen u hierbij behulpzaam zijn.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGING-

Mr. M.J.A. (Marcel) Verhagen
Sectie Ruimtelijk Bestuursrecht
Postbus 8727
5605 LS Eindhoven
Tel: 040-2501414

dinsdag 28 september 2010

Weigerachtige werknemers | Boskamp en Willems Advocaten

Werkgever en werknemer worden geacht zich beiden in spannen voor re-integratie van een zieke werknemer. Maar wat te doen als een zieke werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie. De wet geeft dan de mogelijkheid om de loonbetaling op te schorten of stop te zetten, maar zou de werkgever ook over mogen gaan tot ontslag?

Een recente uitspraak van de kantonrechter te Haarlem, mr. Visser (ook wel bekend als ‘de Rijdende Rechter’) laat zien dat ontslag (op staande voet) niet de aangewezen sanctie is, ook niet als de werknemer het erg bont maakt.

Een werknemer meldde zich ziek met rugklachten. De werkgever vertrouwde deze ziekmelding niet. Nadat de werknemer tot tweemaal toe niet bij werkgever was verschenen voor een gesprek zette werkgever het loon stop. Vervolgens legde de bedrijfsarts een huisbezoek af. Hij trof werknemer niet aan. Werkgever handhaafde de stopzetting van de loonbetaling. Nadat de werknemer ook niet was verschenen op een eerste oproep van de bedrijfsarts, verscheen hij wel op een tweede oproep. Bij die gelegenheid bleek de pols van werknemer in het gips te zitten. Hij weigerde echter te zeggen waarom. Op basis van de welbekende informatie oordeelde de bedrijfsarts toch dat werknemer niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. Vervolgens startte de werknemer een kort geding om loonbetaling af te dwingen. De kantonrechter wees de vordering tot loonbetaling af, kort gezegd omdat werknemer onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie, onder meer omdat de bedrijfsarts geen toestemming kreeg om informatie in te winnen bij de huisarts. Na de zitting kreeg de bedrijfsarts alsnog toestemming om informatie in te winnen bij de huisarts. Nadat de werknemer weer was opgeroepen bij de bedrijfsarts, verscheen hij opnieuw niet. Vervolgens stelde de werknemer allerlei voorwaarden aan een gesprek bij de bedrijfsarts waarmee de bedrijfsarts niet akkoord ging.

Voor werkgever was de maat vol en de werknemer werd op staande voet ontslagen vanwege zijn weigering om bij de bedrijfsarts te verschijnen. Het UWV stelde daarna nog vast dat werknemer in staat was het spreekuur van de bedrijfsarts te bezoeken en dat hij eveneens in staat was aangepast werk te verrichten. Het UWV oordeelde kort gezegd dat werknemer onvoldoende re-integratie inspanningen had verricht.

De kantonrechter moest oordelen of het ontslag terecht was. De kantonrechter vond dat het ontslag op staande voet geen gerechtvaardigd middel was om het slepende conflict tussen partijen te beslechten. Werknemer was natuurlijk blij met deze beslissing en vond dat hij recht had op loon, nu het ontslag geen stand hield. Maar de rechter wees deze vordering grotendeels af, omdat de werknemer onvoldoende aan zijn re-integratie had gedaan. De werknemer had bij de bedrijfsarts kunnen en moeten verschijnen, wist hoe belangrijk dit was en had zijn re-integratie willens en wetens belemmerd door niet op te komen dagen. De eerdere overwinning leverde de werknemer dus uiteindelijk bar weinig op. 

Deze uitspraak bevestigt dat werkgevers loonopschorting of loonstopzetting mag inzetten in discussies over arbeidsongeschiktheid en het meewerken aan re-integratie. Ontslag daarentegen wordt slechts in zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd geacht.

Marcel Kokx
hoofd) sectie arbeidsrecht

Boskamp & Willems Advocaten

Dr. Holtroplaan 42, Eindhoven

m.kokx@boskampwillems.nl
040-2501469

maandag 27 september 2010

Meer mogelijkheden milieuvergunningsprocedure.

In milieuvergunningprocedures geldt dat, naar aanleiding van een ingediende aanvraag, in eerste instantie een ontwerp-besluit wordt genomen en bekend wordt  gemaakt. Dat ontwerp-besluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd en in die termijn kunnen belanghebbenden die het niet eens zijn met het ontwerp-besluit, een zienswijze indienen. Vervolgens wordt dan een definitief besluit genomen, waarbij ook wordt ingegaan op de zienswijzen. Tegen dat definitieve besluit kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State. 

Tot voor kort gold dat in de beroepsprocedure enkel kon worden geklaagd over aspecten die ook al in de zienswijze zijn genoemd. Werden nieuwe aspecten in beroep aan de orde gesteld, dan leidde dat tot niet-ontvankelijkverklaring, hetgeen er op neerkomt dat de Raad van State zich over die beroepsgrond niet uitspreekt.

De hiervoor bedoelde algemene regel is door de Raad van State in een uitspraak van 27 januari 2010 iets bijgesteld. In die uitspraak geeft de Raad van State aan dat de beperking dat in beroep enkel kan worden geklaagd over de aspecten die ook in de zienswijze aan de orde zijn gesteld, beperkt blijft tot “beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen”.
Onder verschillende categorieën milieugevolgen wordt o.a. verstaan: geur, geluid, trilling en ammoniakemissie. Voor al die aspecten geldt derhalve nog steeds dat daarover in beroep enkel kan worden geklaagd, indien de aspecten in de zienswijze zijn genoemd.

Wordt echter in beroep bijvoorbeeld gesteld dat het verlenen van de milieuvergunning leidt tot strijdigheid met het bestemmingsplan (een mogelijke weigeringsgrond ingevolge artikel 8.10 van de Wet milieubeheer) dan moet de Raad van State zich daarover uitspreken, ook al is dat aspect niet in de zienswijze genoemd.
Een ander voorbeeld is dat in het beroepschrift wordt gesteld dat geen revisievergunning had moeten worden verleend, maar een oprichtingsvergunning. Ook dat aspect mag dus voor het eerst in beroep aan de orde worden gesteld.

De uitspraak van 27 januari 2010 maakt niet duidelijk of in beroep met succes kan worden geklaagd over bijvoorbeeld strijdigheid met het bestemmingsplan, indien in het geheel geen zienswijze over het ontwerp-besluit is ingediend. Is in het geheel geen zienswijze ingediend en wordt in het beroepschrift enkel geklaagd over strijdigheid met het bestemmingsplan, dan zou mogelijk dat beroep toch ontvankelijk kunnen zijn. Toekomstige rechtspraak zal dat duidelijk moeten maken. Vooralsnog lijkt het er echter op dat het indienen van een zienswijze noodzakelijk is om een ontvankelijk beroepschrift te kunnen indienen.

Wilt u meer weten over milieuvergunningprocedures, neem dan gerust contact op met:

Boskamp & Willems Advocaten

- Uw success, onze uitdaging -

mr. H.G.M. (Huub) van der Westen
sectie ruimtelijk bestuursrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T 040 – 250 14 14
F 040 – 250 14 50
h.vanderwesten@boskampwillems.nl

vrijdag 24 september 2010

ONDERNEMEND EN WERKLOOS: DE MOGELIJKHEDEN

De economische crisis is nog niet is geweken en het aantal werklozen neemt nog steeds toe. Niet iedereen die ontslagen wordt en in de WW belandt, zal weer opnieuw als werknemer aan de slag willen. Bij een aantal ex-werknemers zal het ondernemersbloed kriebelen. Juist voor die mensen bevat de WW een regeling die stimuleert om zelf een eigen bedrijf op te zetten.

Als u als ex-werknemer vanuit de WW als zelfstandige wilt beginnen krijgt u van het UWV zes maanden de tijd om een bedrijf op te starten. Daaraan voorafgaand mag u van het UWV eerst onderzoeken of een eigen bedrijf iets voor u is. Tijdens de onderzoeksperiode (veelal een aantal weken) hoeft u niet te solliciteren en houdt u uw uitkering. Besluit u na de onderzoeksperiode dat een eigen bedrijf toch niet iets voor u is, dan verandert er niets. U ontvangt een uitkering en heeft dezelfde rechten en plichten als vóór de onderzoeksperiode.

Besluit u na de onderzoeksperiode daadwerkelijk aan de slag te gaan als zelfstandig ondernemer, dan krijgt u als het goed is inkomsten uit uw eigen bedrijf. Dat heeft gevolgen voor uw uitkering.

U kunt kiezen voor minder uitkering (voor alle uren die u aan uw bedrijf besteedt, krijgt u geen WW). Voor het aantal uren dat u een uitkering krijgt, moet u blijven solliciteren. U kunt er (met toestemming van het UWV) ook voor kiezen om uw uitkering in een startperiode van maximaal zes maanden als voorschot te behouden. Dat wil zeggen dat u de inkomsten uit uw eigen onderneming achteraf geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen. U hoeft tijdens de startperiode niet te solliciteren. U mag gewoon opdrachten binnenhalen en uitvoeren.

De WW-uitkering stopt na zes maanden geheel of gedeeltelijk. Als u fulltime doorgaat als ondernemer, stopt de uitkering. Gaat u na de opstartperiode niet volledig door als zelfstandige, dan kan de uitkering mogelijk nog gedeeltelijk doorlopen. U krijgt geen WW meer voor de uren die u aan uw eigen bedrijf besteedt, waarbij alle uren die u besteedt aan uw bedrijf meetellen (dus niet alleen gewerkte uren, maar ook bijvoorbeeld uren besteed aan acquisitie, studie, administratie en reistijd). U krijgt wel een uitkering voor de overige uren. Voor die uren moet u dan ook blijven solliciteren. Als u aansluitend aan de startperiode besluit om helemaal te stoppen met uw bedrijf dan wordt uw WW-uitkering voortgezet. U bent dan wel weer verplicht te solliciteren.

U kunt als beginnend ondernemer onder omstandigheden ook een startkrediet van het UWV krijgen. Op 8 maart jl. is ook vanuit de EU steun toegezegd (als crisismaatregel) in de vorm van leningen aan werkeloze ondernemers met niet meer dan tien werknemers die niet bij een bank kunnen aankloppen. Doe er uw voordeel mee en bedenk dat het grootste deel van later succesvolle ondernemingen is opgezet door MKB-ers, waarvan een derde voorheen werkeloos was.

Voor meer tips en adviezen:

Boskamp & Willems Advocaten

- Uw succes, onze uitdaging -

mr. M. (Marcel) Kokx
sectie arbeidsrecht
Dr. Holtroplaan 42, Eindhoven
040 – 250 14 14
m.kokx@boskampwillems.nl

donderdag 23 september 2010

ALS PARTNERS UIT ELKAAR, OOK ALS OUDERS …?

ALS PARTNERS UIT ELKAAR, OOK ALS OUDERS …?

Stel, u gaat uit elkaar en u heeft minderjarige kinderen, dan doet u er verstandig aan een ouderschapsplan op te stellen. Indien u getrouwd bent, een geregistreerd partnerschap bent aangegaan of samenwoont en het gezamenlijk gezag heeft over uw minderjarige kinderen, bent u op grond van de wet zelfs verplicht een ouderschapsplan op te stellen.

Wat is een ouderschapsplan? Dit is een schriftelijke overeenkomst die ondertekend moet worden door u als ouders. In deze overeenkomst moeten afspraken worden gemaakt over de kinderen. Als ouder heeft u een grote mate van vrijheid over de wijze waarop u het ouderschapsplan opstelt, maar u dient in ieder geval afspraken te maken over de volgende zaken:
- de manier waarop u als ouders de zorg- en opvoedingstaken verdeelt. U moet dan denken aan het verblijf van de kinderen, de tijd die de kinderen met beide ouders doorbrengen (de omgang) en welke taken u als ouders op zich neemt;
- de manier waarop u als ouders elkaar raadpleegt en informeert over belangrijke aangelegenheden, die de kinderen aangaan, zoals school, vermogen en gezondheid;
- de kosten van verzorging en opvoeding van uw kinderen (kinderalimentatie).
Ook moet worden vermeld de wijze waarop u als ouders uw kinderen heeft betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan. Het hangt van de leeftijd van uw kinderen af in welke mate u de kinderen hierin dient te betrekken. Van belang is dat u in ieder geval samen de kinderen uitleg geeft over de afspraken die u heeft gemaakt.

In het verzoekschrift tot echtscheiding dient de advocaat eveneens te vermelden over welke punten u het eens bent geworden en over welke punten niet.

Wat kunt u als ouders doen als u het niet eens kunt worden? Uw advocaat dient in dat geval in het verzoekschrift tot echtscheiding aan te geven waarom u als ouders er niet in bent geslaagd in overleg een ouderschapsplan op te stellen. Een rechter zal in de regel genoegen nemen met een concept echtscheidingsplan dat door één ouder is opgesteld, indien het onmogelijk is gebleken afspraken te maken.

U dient er wel rekening mee te houden dat een rechter u vervolgens naar een bemiddelaar verwijst met als doel om alsnog te proberen afspraken te maken over uw kinderen.

Met de invoering van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding op 1 maart 2009, waarin het ouderschapsplan is geregeld, wordt bevorderd dat u als ouders nadenkt over de invulling van het ouderschap na de scheiding. U dient hierover goede afspraken te maken om onnodige conflicten in de toekomst te voorkomen. Er wordt vanuit gegaan dat na scheiding het ouderschap wordt voortgezet. U blijft als ouders samen verantwoordelijk voor de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van uw kinderen. Beoogd wordt de band tussen de kinderen en beide ouders na scheiding te behouden.

Kortom, u gaat als partners uit elkaar, maar blijft na echtscheiding samen als ouders verantwoordelijk voor uw kinderen. Het ouderschap blijft voortbestaan.

Indien u meer wil weten over het familierecht, kunt u contact opnemen met:

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGING-

Mr. Sabine C. Janssens-van Drooge
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414
s.janssens@boskampwillems.nl
www.boskampwillems.nl

woensdag 22 september 2010

Aannemer aan zet

Boskamps & Willems Advocaten: AANNEMER AAN ZET

In deze economische tijden lees je regelmatig in de krant over problemen bij bouwprojecten. De aannemer legt het werk neer omdat de opdrachtgever niet betaalt en het terrein wordt afgezet.

Een aannemer die te maken krijgt met een niet betalende opdrachtgever heeft een sterk wapen in handen, namelijk het zogenaamde retentierecht. Dit houdt in dat de aannemer niet oplevert voordat de opdrachtgever alles betaald heeft en dat hij zijn vordering met voorrang kan verhalen boven alle partijen tegen wie hij het retentierecht kan inroepen.

Het retentierecht is bedoeld als pressiemiddel om alsnog betaling te verkrijgen. Hierbij geldt het adagium “onder druk wordt alles vloeibaar”. Uitoefening van het retentierecht leidt vaak alsnog tot betaling omdat meerdere partijen belang hebben bij voortgang van het project.

Om het retentierecht uit te oefenen moet de aannemer de onroerende zaak in zijn macht hebben. Meestal wordt het bouwterrein omheind en worden er borden geplaatst waarop staat dat de aannemer een retentierecht uitoefent.

Het retentierecht kan ook worden ingeroepen tegen anderen dan de opdrachtgever, zoals kopers of beslagleggers, als voor die anderen duidelijk is dat een retentierecht wordt uitgeoefend. De aannemer kan het retentierecht zelfs inroepen tegen partijen die een ouder recht op de onroerende zaak hebben, zoals een bank met een hypotheekrecht. Daarvoor is nodig dat de opdrachtgever bevoegd was om aan de aannemer opdracht te geven of dat de aannemer geen reden had om daaraan te twijfelen.

Banken trachten uitoefening van een retentierecht te voorkomen door in hypotheekaktes op te nemen dat de eigenaar van de onroerende zaak toestemming van de bank nodig heeft om aanneem¬overeenkomsten aan te gaan. Bij normale exploitatie van het pand, zoals gebruikelijk onderhoud of noodzakelijke renovatie, hoeft de aannemer zich echter niet te verdiepen in de bevoegdheid van de opdrachtgever. Bij volledige sloop en nieuwbouw waarschijnlijk wel.

Leidt uitoefening van het retentierecht niet tot betaling, dan wil de aannemer zich verhalen op de opbrengst van de onroerende zaak. Hij mag niet zelf tot verkoop overgaan, maar moet een rechterlijke uitspraak vragen, waarmee hij beslag kan leggen. Het onroerend goed kan dan executoriaal worden verkocht, waarna de aannemer zich op de opbrengst kan verhalen.

Komt er onenigheid over de verdeling van de opbrengst, bijvoorbeeld tussen aannemer en bank, dan zal er een rangregeling moeten plaatsvinden, waarbij een rechter bepaalt wie welk bedrag ontvangt.

Bij de verdeling van een executieopbrengst kunnen alleen de partijen die in de wet worden genoemd meedelen. Dat zijn onder meer beslagleggers op de onroerende zaak of de koopprijs en hypotheekhouders, maar niet schuldeisers met een retentierecht. Een aannemer met een retentierecht kan dus alleen meedelen in de executieopbrengst, als hij tijdig beslag heeft gelegd voor alle vorderingen die hij op de opdrachtgever heeft.

Doet hij dat niet, dan heeft hij overigens nog steeds een sterk wapen in handen. Hij kan zijn retentierecht ondanks de executie handhaven. Bij executoriale verkoop vervallen beslagen en hypotheekrechten wel, maar retentierechten niet. Die kunnen ook worden ingeroepen tegen de koper op de executieveiling. Die zal dus alsnog de aannemer moeten betalen, hetgeen hij als het goed is heeft meegewogen bij zijn bod. Het is voor de aannemer van groot belang om zijn rechten op de juiste manier te blijven uitoefenen, omdat zijn sterke rechten anders vervallen.

Conclusie is dat de aannemer een machtig wapen in handen heeft om betaling af te dwingen. Daarvoor is wel nodig dat hij tijdig reageert bij betalingsproblemen van zijn opdrachtgever, dat hij zijn rechten op correcte wijze uitoefent en dat hij alert blijft bij executie, verdeling van de opbrengst en het al dan niet prijsgeven van zijn retentierecht.

Gezien de complexiteit van de materie is specialistische juridische bijstand geen overbodige luxe. Dat geldt overigens ook voor anderen die te maken krijgen met een aannemer die zijn retentierecht uitoefent. Boskamp & Willems Advocaten kan deze bijstand bieden.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGING-

mr. D.D. Dielissen-Breukers
Sectie Insolventie- en Ondernemingsrecht
Postbus 8727
5605 LS Eindhoven
Tel: 040-2501414
Mail: d.dielissen@boskampwillems.nl

www.boskampwillems.nl
http://boskampwillemsadvocaten.wordpress.com/2010/09/22/boskamp-en-willems-aannemer-aan-zet/

dinsdag 21 september 2010

Uitgesteld loon in het erfrecht

De meeste mensen zijn wel enigszins bekend met het Nieuwe Erfrecht dat sinds 1 januari 2003 geldt. De belangrijkste wijziging is dat de langstlevende echtgenoot van rechtswege alle zaken van de overleden echtgenoot erft en dat de kinderen een vordering krijgen op deze langstlevende ouder. Vóór de wetswijziging diende dit in een testament te zijn geregeld.

Een van de minder bekende wijzigingen is de mogelijkheid van een kind om een uitkering te ontvangen uit de nalatenschap van zijn overleden ouder als vergoeding voor tijdens het leven van die ouder door hem verrichte diensten.

Oorspronkelijk was de idee dat deze vergoeding kon worden betaald als beloning voor verrichte werkzaamheden in het agrarisch bedrijf van een ouder, zonder dat daarvoor door het kind een salaris is genoten. Tijdens de parlementaire behandeling kwam aan de orde dat het betreffende wetsartikel ook kan worden gebruikt om een beloning te krijgen voor werkzaamheden buiten het boerenbedrijf, bijvoorbeeld in de middenstand. Ook kan worden gedacht aan verrichte huishoudelijke werkzaamheden of verzorgende taken jegens de ouder zonder dat daarvoor een vergoeding is genoten door het kind.

Inmiddels zijn meerdere procedures gevoerd waarin is geprobeerd een dergelijke vergoeding te ontvangen. Onlangs hebben een kantonrechter en een gerechtshof zich over een zaak gebogen waarin een zoon enkele jaren achtereen zijn moeder heeft verzorgd zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. De zoon heeft daartoe zijn huurwoning opgezegd en is bij moeder gaan inwonen.

De kantonrechter formuleert een aantal voorwaarden waaraan dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor een uitgesteld loon. Er moet onder andere sprake zijn van langdurig verrichte arbeid in beroep of bedrijf of in de huishouding van de erflater. Hieronder wordt de verzorging of verpleging van de erflater begrepen. Daarnaast moet deze verrichte arbeid economische waarde hebben en mag het kind geen passende beloning hebben gekregen. Tot slot dient dit kind hierdoor ten opzichte van de mede-erfgenamen benadeeld te zijn. 

De kantonrechter wijst het verzoek van de zoon af aangezien hij van mening is dat de verrichte werkzaamheden geen economische waarde hebben gehad. Het gerechtshof oordeelt vervolgens over dezelfde zaak. In hoger beroep nuanceert het hof de voorwaarden van de kantonrechter, maar oordeelt wel dat de uiteindelijke beslissing van de kantonrechter juist is geweest. Het hof is van mening dat het voeren van een gemeenschappelijke huishouding van de zoon met zijn moeder meebrengt dat bepaalde taken uitgevoerd moeten worden die mede ten goede komen aan de moeder zonder dat daarvoor een vergoeding hoeft te worden betaald.

In deze zaak is het verzoek om een uitgesteld loon dus ook in hoger beroep afgewezen, maar ik sluit niet uit dat in de toekomst verzoeken zullen worden gedaan die zullen worden toegewezen. De omstandigheden van iedere specifieke situatie zullen hierbij van belang zijn.

Indien u meer wil weten over het erfrecht of over het uitgesteld salaris, kunt u contact opnemen met:

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

 -UW SUCCES ONZE UITDAGING-

Mr. A.H. van Gerwen, sectie f
Bericht publiceren
amilie- en erfrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl
http://boskampwillemsadvocaten.wordpress.com/

maandag 20 september 2010

Niet tijdig verversen van olie: werknemer betaalt de schade!

Niet alle werknemers die een lease-auto ter beschikking hebben, nemen het zo nauw met het onderhoud van de auto. De gevolgen hiervan voor de werknemer zijn recent duidelijk geworden in een uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch.

Wat was het geval. Een werkgever stelt een lease-auto ter beschikking aan zijn werknemer, met een onderhoudsboekje. In dit boekje valt te lezen dat de motorolie om de 10.000 kilometer moet worden ververst en dat daarbij ook het oliefilter moet worden vervangen.

De werknemer in kwestie wist wel dat hij de auto moest brengen voor een beurt, maar had dit niet gedaan. Hij had een afspraak met de garage bij een kilometerstand van ongeveer 13.000 kilometer wegens vakantie geannuleerd en daarna geen nieuwe afspraak meer gemaakt. De werknemer erkende ook dat hij meerdere malen geconstateerd had dat het oliepeil aan de lage kant was en had de olie bijgevuld. Ook de 20.000 kilometerbeurt had hij niet laten uitvoeren. De werknemer was pas naar de garage gegaan toen de auto al gebreken vertoonde. Op dat moment was al schade aan de motor ontstaan. Uit onderzoek bleek dat deze schade een duidelijk gevolg was van het niet tijdig uitvoeren van de onderhoudsbeurt(en).

De werkgever was van mening dat de werknemer aansprakelijk is voor de aan deze lease-auto ontstane schade. De schade bedroeg € 1.590,55.

Moest de werknemer nu de schade betalen? De wet bepaalt kort gezegd dat een werknemer niet aansprakelijk is voor schade die hij aan zijn werkgever toebrengt, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Opzet of bewuste roekeloosheid wordt door rechters vrijwel nooit aangenomen.
De werknemer in kwestie moest echter wel opdraaien voor de schade. Volgens het gerechtshof is het een feit van algemene bekendheid dat werknemers, aan wie een lease-auto ter beschikking is gesteld, het volledig feitelijke gebruik van die auto door de werkgever wordt toevertrouwd. Binnen dat bereik past dat de werknemer zelf zorgdraagt voor het aftanken, het reinigen en het laten uitvoeren van de reguliere onderhoudsbeurten van die auto. Dat onderhoudsbeurten noodzakelijk zijn om een auto in goede staat te houden, acht het gerechtshof ook een feit van algemene bekendheid.

Er bestond voor de werknemer overigens geen belemmering om zijn auto tijdig bij de garage af te geven voor een onderhoudsbeurt. De werknemer wist ook wel dat hij deze plicht had. Het hof vond dat gezien de inhoud van het onderhoudsboekje de werknemer wist of in ieder geval moest weten dat het enkel bijvullen van de olie onvoldoende was nu dat niet leidt tot het verversen (vervangen) van de olie. Op het moment dat er problemen ontstonden bedroeg de kilometerstand van de lease-auto ruim 28.000 km en had de olie en het filter al twee keer vervangen moeten worden, waarbij de “derde vervanging” op korte termijn noodzakelijk was. Dat het ging om een relatief nieuwe auto waarmee nog slechts vier maanden was gereden kon de werknemer niet baten, omdat het in het onderhoudsboekje voorgeschreven onderhoud gerelateerd was aan het aantal gereden kilometers en niet aan de leeftijd van de auto.

In tegenstelling tot (eerder) de kantonrechter is het gerechtshof dan ook van mening dat de werknemer wel bewust roekeloos heeft gehandeld. De werknemer werd veroordeeld tot het betalen van de schade aan de lease-auto. Een dure les voor de werknemer in kwestie!

Boskamp & Willems Advocaten

Mr. Marcel Kokx
Postbus 8727
5605 LS Eindhoven
t 040-250 14 69
f 040-250 14 50

vrijdag 17 september 2010

Boskamp & Willems Advocaten: Alimentatie dubbel aftrekbaar?


Alimentatie dubbel aftrekbaar?

Recentelijk heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat een verplichting tot het doen van periodieke uitkeringen (giften) een schuld in box 3 (inkomsten uit sparen en beleggen) vormt. Daarnaast zorgt deze periodieke uitkering ook voor een aftrek in box 1 (inkomsten uit werk en woning). Het betalen van een periodieke uitkering zorgt zodoende voor een dubbele aftrek.

De vraag is of deze uitspraak van de Hoge Raad ook geldt voor alimentatiebetalingen. De kans hierop is reëel aanwezig nu alimentatiebetalingen belastingtechnisch vergeleken kunnen worden met periodieke giften.  In box 1 kan dan door degene die de alimentatie voldoet de alimentatie van dat jaar worden afgetrokken en in box 3 kunnen dan de toekomstige alimentatiebetalingen als restschuld worden opgevoerd. Het is dus in ieder geval de moeite waard om in uw belastingaangiften met deze uitspraak rekening te houden. Voor de goede orde wordt hierbij opgemerkt dat deze uitspraak alleen van pas komt indien het box 3 vermogen meer dan het heffingsvrij vermogen bedraagt (ongeveer € 20.000,--).

Voorts doet u er verstandig aan om de eerder vastgestelde partner- of kinderalimentatie regelmatig te laten herberekenen, want niets is zo veranderlijk als alimentatie. Regelmatig komt het voor dat de alimentatie niet wordt gewijzigd, terwijl dit wel mogelijk zou zijn geweest.

Een eerder vastgesteld alimentatiebedrag kan om diverse redenen worden gewijzigd, zoals door een verandering in de gezinssamenstelling of een wijziging in de inkomsten en/of lasten. Zo kan het voorkomen dat u enige tijd teveel alimentatie voldoet of te weinig aan alimentatie ontvangt. U doet er dus in ieder geval verstandig aan om de alimentatie te laten herberekenen als zich een wijziging in uw situatie of die van uw ex partner voordoet. Een wijziging van de alimentatie zal in de meeste gevallen door de rechtbank pas vanaf datum indiening van het verzoekschrift worden toegekend en derhalve niet met terugwerkende kracht.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN
-UW SUCCES ONZE UITDAGING-
Mr. drs. N. Vinke, sectie familie- en erfrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-250 14 14 F: 040 250 14 50

donderdag 16 september 2010

Boskamp & Willems advocaten: Kinderen: wie mag het zeggen?

Een man en een vrouw hebben tijdens hun huwelijk twee kinderen gekregen. Na enkele jaren zijn zij gescheiden. Na de echtscheiding bestaat geen contact meer tussen de man en de vrouw. De kinderen zien hun vader al enkele jaren niet meer. Het gezag over de kinderen is bij de echtscheiding toegewezen aan de vrouw. De vrouw krijgt na de echtscheiding een nieuwe relatie en woont inmiddels met deze man samen. De vrouw vraagt zich af wat er met de kinderen zal gebeuren als zij komt te overlijden.

Indien sprake is van eenzijdig gezag na echtscheiding of na verbreking van een niethuwelijkse relatie, komt dat gezag te ontbreken als de ouder met het gezag overlijdt. Indien kort gezegd sprake is van een nieuwe relatie waarmee iemand inmiddels een jaar samenwoont en het gezag drie jaar eenzijdig heeft bestaan kan de rechtbank in principe worden verzocht om aan die nieuwe partner eveneens gezag toe te kennen zodat gezamenlijk gezag ontstaat. In deze situatie wonen de vrouw en haar nieuwe partner meer dan een jaar samen. Het gezag is meer dan drie jaar geleden aan de vrouw toegekend. Het is dus mogelijk om het gezamenlijk gezag te vragen. Aangezien de huidige woon- of verblijfplaats van de man niet bekend is zal de rechtbank de man openbaar oproepen, zodat de man zijn mening kenbaar kan maken.

Vanaf 1 januari 1995 houden ouders na een echtscheiding in principe het gezamenlijk gezag. In uitzonderingssituaties wordt het eenzijdig gezag toegewezen. Een ouder met gezag is bevoegd beslissingen te nemen over een kind, bijvoorbeeld als het gaat om schoolkeuze of medische zaken. Het is mogelijk via de notaris een niet-ouder als voogd te benoemen in een testament. Deze voogd zal na overlijden van de ouder met het gezag niet automatisch voor een kind mogen zorgen als er nog een andere ouder met gezag is.

Gezag is een van de expertises binnen ons kantoor.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGINGMr.
A.H. van Gerwen, sectie familie- en erfrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-250 14 14 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl 


Tevens te vinden op: http://boskampwillemsadvocaten.wordpress.com/

woensdag 15 september 2010

Hetzelfde erven, minder krijgen

Na het overlijden van hun ouders moeten drie broers en een zus de nalatenschap van vader, die het laatst is overleden, verdelen. Al snel blijkt dat de zus, het oogappeltje van vader, in het verleden schenkingen heeft ontvangen van vader in de vorm van geld. De drie broers nemen contact met mij op om te vragen of de schenkingen een rol spelen bij de verdeling van de nalatenschap.

Bij een verdeling van een nalatenschap dient altijd onderzocht te worden of sprake is geweest van schenkingen. In bepaalde gevallen moeten deze schenkingen worden betrokken bij de verdeling. Hierbij is onder andere van belang wanneer de schenkingen zijn gedaan, door wie en of er in het testament iets over is bepaald. Wat vaak gebeurt is dat een ouder aan een kind bijvoorbeeld een woonhuis tegen een lagere prijs verkoopt. Ook dit is een schenking. In het geval van deze broers en zus bleek dat de zus in totaal € 10.000,– van vader heeft ontvangen. Ik heb de broers verteld dat dit bedrag in hun situatie door de zus moet worden ingebracht. De zus heeft dit bedrag als voorschot ontvangen. In het kader van de verdeling dient dit voorschot verrekend te worden tussen alle kinderen. Op mijn advies heeft de verdeling op die manier plaatsgevonden.
Bij een verdeling van een nalatenschap is het verstandig juridisch advies in te winnen over de manier waarop verdeeld moet worden. De erfgenamen kunnen vaak niet overzien waarmee allemaal rekening dient te worden gehouden. Één voorbeeld hiervan is de inbrengverplichting. Als de erfgenamen onderling geen afspraken kunnen maken over de verdeling kan een advocaat ingeschakeld worden. Deze probeert dan buiten een procedure om tot een oplossing te komen. Lukt dat niet, dan kan een advocaat een procedure voeren bij de rechtbank.
Erfrecht is een van de specialisaties van ons kantoor.

 

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGING
Mr. A.H. van Gerwen, sectie personen- en familierecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl
http://boskampwillemsadvocaten.wordpress.com/

maandag 13 september 2010

Scheiden doe je met z’n drieën

Na een huwelijk van zes jaar besluiten man en vrouw te scheiden. Ze nemen allebei een advocaat in de arm. De rechter bepaalt bij de scheiding dat de kinderen bij de vrouw zullen gaan wonen en dat de man een omgangsregeling met hen krijgt. Deze omgangsregeling loopt niet goed en de kinderen lijken hiervan de dupe te worden. Ze worden door een gezamenlijke vriend gewezen op de mogelijkheid de problemen rondom de omgangsregeling te bespreken met een echtscheidingsbemiddelaar.

Bij een echtscheidingsbemiddeling komen naast de zakelijke gevolgen van de echtscheiding ook de emotionele aspecten aan de orde. Het voordeel hiervan is dat partijen met elkaar kunnen spreken over de reden van de echtscheiding en dit een plaats kunnen geven. Hierdoor kunnen zij hun relatie als partners met elkaar afsluiten en als ouders met elkaar verder. Het doel hiervan is dat de communicatie tussen de ouders in de toekomst weer goed verloopt.

In het geval van deze man en vrouw heb ik als echtscheidingsbemiddelaar de communicatie tussen beiden kunnen herstellen. Hier bleek dat de man en de vrouw eerder niet hadden gesproken over een vervelende periode uit hun huwelijk. Door dit met elkaar te bespreken hebben zij deze periode kunnen afsluiten. Inmiddels verloopt de omgangsregeling naar wens.

In geval van een voorgenomen echtscheiding is het verstandig direct een echtscheidingsbemiddelaar in te schakelen om de echtscheidingsprocedure te begeleiden; scheiden doe je met z’n drieën.
Echtscheidingsbemiddeling is een van de expertises binnen ons kantoor.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGINGMr.
A.H. van Gerwen, sectie personen- en familierecht en erfrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl

Arbeidsrecht

Ontslag, arbeidsvoorwaarden, CAO, ambtenarenrecht
De gespecialiseerde advocaten in de sectie Arbeidsrecht opereren zowel in de advies- als de procespraktijk. Zij treden op voor werkgevers, veelal bedrijven uit het regionale MKB, maar ook voor non-profitorganisaties. Ook ondernemingsraden en individuele werknemers kunnen bij Boskamp & Willems uitstekend terecht. Specialistische kennis is eveneens voorhanden in ambtenarenzaken. 

We stellen arbeidsovereenkomsten, oproepcontracten, uitzendovereenkomsten en personeelsreglementen op. Duidelijkheid kan hier veel problemen voorkomen. Werknemers kunnen bij ons terecht bij twijfel over bijvoorbeeld hun salaris of andere arbeidsvoorwaarden, zoals een concurrentiebeding. 

Arbeidsconflicten kunnen gepaard gaan met langdurige en kostbare gerechtelijke procedures. Tijdige advisering kan sturing geven aan het P&O-beleid, waardoor conflicten tot een minimum worden beperkt en hoge afkoopsommen als gevolg van verkeerde keuzes worden voorkomen. Mocht een procedure uiteindelijk onvermijdelijk zijn, dan treden wij daadkrachtig op, met ruime aandacht voor zaken als afvloeiingsregelingen en outplacement. 

Andere terreinen waarop de sectie Arbeidsrecht actief is, zijn onder meer:
• Mediaton
• CAO’s
• arbeid en zorg
• arbeidsomstandigheden
• arbeidsongeschiktheid en reïntegratie
• reorganisaties en herstructureringen
• medezeggenschapskwesties
• het uitzenden van personeel
• pensioenkwesties
• gelijke behandeling
                  

Familie- en erfrecht | Boskamp & Willems Advocaten

Echtscheiding, verbreking samenleving, erfrecht, mediation.
De gevolgen van een echtscheiding, verbreking van een samenleving of overlijden zijn doorgaans sterk emotioneel geladen. Juist dan is het zaak dat u wordt bijgestaan door een advocaat die aandacht heeft voor u als persoon, maar tegelijkertijd de juridische aspecten adequaat weet te behandelen.

Bij een op handen zijnde echtscheiding of verbreking van een samenleving is een gezamenlijke advocaat wellicht raadzaam. Op die manier blijven de verhoudingen tussen beide partijen zo veel mogelijk gespaard. Zeker wanneer er kinderen in het spel zijn, is dat erg belangrijk. Maar uiteraard treden onze advocaten in de sectie Familie- en erfrecht ook op in eenzijdig gestarte echtscheidings- of verbreking-samenlevingsprocedures en kwesties met betrekking tot onder meer:

  • boedelverdeling
  • alimentatie
  • omgang
  • adoptie
  • erfrecht
Ook voor conflictbeslechting door mediation, kunt u bij de sectie Familie- en erfrecht terecht.
Praktijkvoorbeeld: De ene vader is de andere niet!

Boskamp & Willems Advocaten

Ons profiel
Openheid en duidelijkheid, daadkracht, verstand van zaken op het betreffende rechtsterrein - op Boskamp & Willems kunt u blindelings vertrouwen. Wij zijn een advocatenkantoor voor ondernemers, (overheids-)instellingen en particulieren. Een team juristen met één uitdaging: uw succes. Door betrokkenheid, toewijding en resultaatgerichtheid.

Onze klanten

Boskamp & Willems is een onafhankelijk, middelgroot advocatenkantoor en is werkzaam op de meest uiteenlopende rechtsgebieden. Van verbreking samenleving, erfrecht en arbeidsvoorwaarden, tot en met burenrecht, faillissementsrecht, bedrijfsadvisering en letselschade. En alles wat daar tussen zit en mee te maken heeft. Wie u ook bent, wat u ook doet en waarmee we u ook van dienst kunnen zijn: u mag rekenen op resultaat.

Onze werkwijze

Wij werken in secties. Elk daarvan omvat een aantal rechtsgebieden. In iedere sectie zijn meerdere advocaten werkzaam. De secties hebben regelmatig overleg. Verder onderhouden we nauwe contacten met banken, notarissen, accountants en belastingsadviseurs. Pragmatisch werken is uitgangspunt van onze aanpak. In de ene situatie is doorzetten de beste tactiek, in andere gevallen is een compromis een overwinning. Wij zijn bereid een gratis kennismakingsgesprek met u aan te gaan. Gaan we vervolgens voor u aan de slag, dan maken we duidelijke werk- en prijsafspraken.