woensdag 1 december 2010

Eerlijk zullen we alles delen | Boskamp en Willems Advocaten

Vandaag de dag wordt deze vraag weer actueel. Door financiële tegenslagen ziet uw werkgever zich genoodzaakt uw arbeidsovereenkomst te beëindigen. Vanwege uw ontslag ontvangt u een schadeloosstelling. Met de ontslagvergoeding wordt regelmatig een lijfrenteverzekering gefinancierd. Moet u de schadeloosstelling of de (uitkeringen uit de) lijfrenteverzekering met uw echtgenoot of echtgenote delen?


U vraagt zich dit waarschijnlijk enkel af in geval van echtscheiding. Als u getrouwd bent in gemeenschap van goederen, moet bij een scheiding de (ontbonden) gemeenschap worden verdeeld. Als de ontslagvergoeding of de lijfrenteverzekering onderdeel uitmaakt van die gemeenschap, maakt uw ex-partner aanspraak op de helft daarvan.

De gemeenschap omvat alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de ontslagvergoeding en wat daarmee gefinancierd is gemeenschappelijk wordt. Zo eenvoudig is het echter niet. Goederen die op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich daartegen niet verzet. Of een goed op een bijzondere wijze verknocht is, hangt af van de aard van het goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.

Uit de rechtspraak volgt dat een ontslagvergoeding afhankelijk van de omstandigheden kan worden aangemerkt als een goed dat op bijzondere wijze aan een echtgenoot is verknocht en dat die verknochtheid zich er tegen verzet dat de ontslagvergoeding (in zijn geheel) in de gemeenschap valt.
Het gaat dan met name om een ontslagvergoeding die bedoeld is als inkomenssuppletie. Een onderscheid moet worden gemaakt tussen de inkomstenderving tot aan het moment van de echtscheiding en de periode daarna. De vergoeding die ziet op aanvulling van het inkomen tot aan de datum van echtscheiding valt in de gemeenschap. Inkomen uit arbeid tijdens het huwelijk zou immers ook bij de verdeling zijn betrokken. De vergoeding die betrekking heeft op de periode na het huwelijk en al dan niet is uitgekeerd, wordt beschouwd als bijzonder verknocht. Dit deel van de vergoeding hoeft u niet met uw ex-partner te delen. Dit gaat ook op als de ontslagvergoeding is aangewend voor een lijfrenteverzekering. De (restant)waarde van de polis en de termijnen die nog niet zijn uitgekeerd, hoeft u niet te verdelen.

De ontslagvergoeding wordt als het ware uit elkaar getrokken. Het is begrijpelijk dat daarover tijdens de echtscheidingsprocedure strijd kan ontstaan. Vooral als niet duidelijk is wat de aard is van de ontslagvergoeding en welk deel van de vergoeding betrekking heeft op reeds gederfde en toekomstige te derven inkomsten.

Als uw arbeidsovereenkomst wordt beëindigd en u een schadeloosstelling ontvangt, is het raadzaam in de beëindigingsovereenkomst de ontslagvergoeding helder te specificeren. Uit die specificatie moet voornamelijk volgen op welke periode de vergoeding wegens inkomensderving betrekking heeft. Als dat niet duidelijk blijkt, kunt u in bewijsproblemen komen en loopt u het risico dat uw ex-partner deelt in een vergoeding die bedoeld is voor uw toekomst.

Indien u meer wil weten over het familierecht, kunt u contact opnemen met:

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN
-UW SUCCES ONZE UITDAGING-
Mr. G.(Geertje) de Jong
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl

donderdag 11 november 2010

WEIGERACHTIGE WERKNEMERS …

Werkgever en werknemer worden geacht zich beiden in spannen voor re-integratie van een zieke werknemer. Maar wat te doen als een zieke werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie. De wet geeft dan de mogelijkheid om de loonbetaling op te schorten of stop te zetten, maar zou de werkgever ook over mogen gaan tot ontslag?

Een recente uitspraak van de kantonrechter te Haarlem, mr. Visser (ook wel bekend als ‘de Rijdende Rechter’) laat zien dat ontslag (op staande voet) niet de aangewezen sanctie is, ook niet als de werknemer het erg bont maakt.

Een werknemer meldde zich ziek met rugklachten. De werkgever vertrouwde deze ziekmelding niet. Nadat de werknemer tot tweemaal toe niet bij werkgever was verschenen voor een gesprek zette werkgever het loon stop. Vervolgens legde de bedrijfsarts een huisbezoek af. Hij trof werknemer niet aan. Werkgever handhaafde de stopzetting van de loonbetaling. Nadat de werknemer ook niet was verschenen op een eerste oproep van de bedrijfsarts, verscheen hij wel op een tweede oproep. Bij die gelegenheid bleek de pols van werknemer in het gips te zitten. Hij weigerde echter te zeggen waarom. Op basis van de welbekende informatie oordeelde de bedrijfsarts toch dat werknemer niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. Vervolgens startte de werknemer een kort geding om loonbetaling af te dwingen. De kantonrechter wees de vordering tot loonbetaling af, kort gezegd omdat werknemer onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie, onder meer omdat de bedrijfsarts geen toestemming kreeg om informatie in te winnen bij de huisarts. Na de zitting kreeg de bedrijfsarts alsnog toestemming om informatie in te winnen bij de huisarts. Nadat de werknemer weer was opgeroepen bij de bedrijfsarts, verscheen hij opnieuw niet. Vervolgens stelde de werknemer allerlei voorwaarden aan een gesprek bij de bedrijfsarts waarmee de bedrijfsarts niet akkoord ging.

Voor werkgever was de maat vol en de werknemer werd op staande voet ontslagen vanwege zijn weigering om bij de bedrijfsarts te verschijnen. Het UWV stelde daarna nog vast dat werknemer in staat was het spreekuur van de bedrijfsarts te bezoeken en dat hij eveneens in staat was aangepast werk te verrichten. Het UWV oordeelde kort gezegd dat werknemer onvoldoende re-integratie inspanningen had verricht.

De kantonrechter moest oordelen of het ontslag terecht was. De kantonrechter vond dat het ontslag op staande voet geen gerechtvaardigd middel was om het slepende conflict tussen partijen te beslechten. Werknemer was natuurlijk blij met deze beslissing en vond dat hij recht had op loon, nu het ontslag geen stand hield. Maar de rechter wees deze vordering grotendeels af, omdat de werknemer onvoldoende aan zijn re-integratie had gedaan. De werknemer had bij de bedrijfsarts kunnen en moeten verschijnen, wist hoe belangrijk dit was en had zijn re-integratie willens en wetens belemmerd door niet op te komen dagen. De eerdere overwinning leverde de werknemer dus uiteindelijk bar weinig op. 

Deze uitspraak bevestigt dat werkgevers loonopschorting of loonstopzetting mag inzetten in discussies over arbeidsongeschiktheid en het meewerken aan re-integratie. Ontslag daarentegen wordt slechts in zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd geacht.

Marcel Kokx
(hoofd) sectie arbeidsrecht

Boskamp & Willems Advocaten
Dr. Holtroplaan 42, Eindhoven

m.kokx@boskampwillems.nl
040-2501469

maandag 1 november 2010

Arbeidsrecht

Ontslag, arbeidsvoorwaarden, CAO, ambtenarenrecht
De gespecialiseerde advocaten in de sectie Arbeidsrecht opereren zowel in de advies- als de procespraktijk. Zij treden op voor werkgevers, veelal bedrijven uit het regionale MKB, maar ook voor non-profitorganisaties. Ook ondernemingsraden en individuele werknemers kunnen bij Boskamp & Willems uitstekend terecht. Specialistische kennis is eveneens voorhanden in ambtenarenzaken.

We stellen arbeidsovereenkomsten, oproepcontracten, uitzendovereenkomsten en personeelsreglementen op. Duidelijkheid kan hier veel problemen voorkomen. Werknemers kunnen bij ons terecht bij twijfel over bijvoorbeeld hun salaris of andere arbeidsvoorwaarden, zoals een concurrentiebeding.

Arbeidsconflicten kunnen gepaard gaan met langdurige en kostbare gerechtelijke procedures. Tijdige advisering kan sturing geven aan het P&O-beleid, waardoor conflicten tot een minimum worden beperkt en hoge afkoopsommen als gevolg van verkeerde keuzes worden voorkomen. Mocht een procedure uiteindelijk onvermijdelijk zijn, dan treden wij daadkrachtig op, met ruime aandacht voor zaken als afvloeiingsregelingen en outplacement.

Andere terreinen waarop de sectie Arbeidsrecht actief is, zijn onder meer:

• Mediaton
• CAO’s
• arbeid en zorg
• arbeidsomstandigheden
• arbeidsongeschiktheid en reïntegratie
• reorganisaties en herstructureringen
• medezeggenschapskwesties
• het uitzenden van personeel
• pensioenkwesties
• gelijke behandeling

dinsdag 26 oktober 2010

Landelijk uniforme klachtenafhandeling advocatuur

Persbericht 21 oktober 2010

Landelijk uniforme klachtenafhandeling advocatuur

Mensen die klachten hebben over een advocaat moeten in de toekomst overal in Nederland op dezelfde wijze worden geholpen. Ook moeten de scholingseisen voor advocaten in alle regio’s hetzelfde worden.

In een advies aan de Nederlandse Orde van Advocaten doet de commissie Bestuurlijke Vernieuwing onder meer deze voorstellen om te komen tot landelijke harmonisering. Naast harmonisering bepleit de commissie onder leiding van advocaat-generaal bij de Hoge Raad jhr.mr.J.L.R.A. Huydecoper, een slagvaardiger en efficiëntere Orde van Advocaten met een duidelijke uitstraling naar de buitenwereld. Dit betekent dat de huidige structuur op de schop moet. De twintig Ordes van nu moeten worden samengevoegd en ondergebracht bij één landelijke Orde van Advocaten.

Algemeen deken Jan Loorbach van de Orde is ingenomen met het advies om tot één Orde te komen. Hij denkt dat de slagkracht van de Orde erdoor zal worden vergroot. ,,En dat is zeer wenselijk.’’ Loorbach wijst erop dat de huidige structuur van de Orde in 1952 is ontstaan toen de Orde werd opgericht. Sindsdien is het aantal advocaten van 1600 naar 16.000 gestegen, is een vergaande specialisatie ontstaan en zijn er veel zeer grote kantoren bij gekomen.

Om het besluitvormingsproces bij de Orde sneller te laten verlopen, stelt Huydecoper voor het College van Afgevaardigden te verkleinen. Het College is een soort advocatenparlement dat alle maatregelen van het Ordebestuur moet goedkeuren. Huydecoper vindt dat het College anders moet worden samengesteld. Volgens hem moet het aantal afgevaardigden in het College meer in overeenstemming zijn met het aantal advocaten in een arrondissement.

Huydecoper volgt in zijn advies de nieuwe gerechtelijke kaart door het totale aantal arrondissementen terug te brengen tot tien. De overgebleven tien dekens blijven verantwoordelijk voor het toezicht op de advocatuur. Wel moeten ze hun plek in het College van Afgevaardigden afstaan.

Rapport Op Orde - advies van de commissie Bestuurlijke Vernieuwing

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met woordvoerder Yvonne Wiggers van de Nederlandse Orde van Advocaten op 06-12856797 of y.wiggers@advocatenorde.nl

Bron: http://www.advocatenorde.nl/nieuws/default.asp?view=details&artikel=660

maandag 25 oktober 2010

Oprichting en inrichting van een BV in de toekomst eenvoudiger

Het BV-recht wordt vereenvoudigd en geflexibiliseerd. Reden daarvoor is dat de huidige wetgeving niet meer aansluit op de praktijk. Zo kent het BV-recht een aantal organen, waaronder de aandeelhouders, het bestuur en de directeur. Elk orgaan dient overleg te plegen met het andere orgaan en elk orgaan dient eigen besluiten te nemen.

In de praktijk is er echter sprake van veel "eenmans-BV's", waarbij één persoon zowel aandeelhouder als het bestuur als de directeur is; in dat geval vormt de huidige wetgeving een onnodige belemmering.

In de nieuwe wetgeving wordt hierop ingespeeld: veel dwingende regels verdwijnen en ondernemers wordt de mogelijkheid geboden om in de statuten af te wijken van de wet. Zo kan een BV slagvaardiger ingericht worden.

Een andere belangrijke wijziging in het kader van de oprichting is de afschaffing van het minimum van € 18.000,= als startkapitaal. Een minimumkapitaal is niet langer verplicht. In de huidige wetgeving is dit startkapitaal bedoeld als een bescherming voor crediteuren, maar in de praktijk komt hier weinig tot niets van terecht. In de toekomst kunnen ondernemers zelf bepalen welk bedrag zij inbrengen in de B.V. Daar tegenover staat overigens wel een verruimde aansprakelijkheid voor de bestuurders. Bestuurders kunnen namelijk aansprakelijk gehouden worden indien zij onzorgvuldig te werk gaan bij het uitkeren van winst of reserves aan aandeelhouders.

Verder worden de verplichte blokkeringsregeling, de bankverklaring en de accountantsverklaring bij inbreng in natura afgeschaft. Daardoor wordt de oprichting van een B.V. alleen maar gemakkelijker alsook de overdraagbaarheid van de aandelen van de B.V.

De nieuwe wet wordt waarschijnlijk gelijktijdig ingevoerd met de nieuwe Wet Personenvennootschappen. Deze wet ziet onder meer op de verdwijning van de maatschap en de vennootschap onder firma; in de plaats daarvoor komen de openbare vennootschap en de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid terug. De inwerkingtreding van beide wetten staat nog steeds gepland voor 1 januari 2009.

Indien u meer wil weten over het erfrecht of over het nieuwe BV-recht, kunt u contact opnemen met:

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

        -UW SUCCES ONZE UITDAGING-

Mr. J.M.J.E. (Yolanda) Jegerings
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T: 040-2501414 F: 040 250 14 50
www.boskampwillems.nl

dinsdag 19 oktober 2010

Voortaan drempel van 2% voor vergoeding van planschade

Sinds 1 juli 2008 geldt een drempel van 2% voor planschadevergoeding, het zogenaamde normaal maatschappelijk risico genoemd. Hoe werkt het?

Het normaal maatschappelijk risico geldt niet voor planschade als gevolg van een wijziging van het bestemmingsplan voor uw eigen perceel. Stel de gemeente wijzigt het bestemmingsplan waarbij u op uw perceel minder bouwmogelijkheden krijgt. De waardevermindering van uw woning die daarvan het gevolg is, komt voor volledige vergoeding in aanmerking. De drempel van 2% is niet van toepassing. Anders wordt het wanneer de gemeente het bestemmingsplan wijzigt voor een perceel naast dat van u. Een voorbeeld.

Uw woning is € 300.000 waard. De gemeente stelt een bestemmingsplan vast dat het mogelijk maakt naast uw perceel appartementen te bouwen. Uit een taxatie blijkt dat de waarde van uw woning daardoor met € 10.000 daalt. U dient een verzoek om planschadevergoeding in. In dit geval geldt de drempel van 2% wel. Deze wordt berekend over de waarde van uw woning vóór de wijziging van het bestemmingsplan. Het normaal maatschappelijk risico bedraagt dus 2% van € 300.000 is € 6.000. De planschade die de gemeente u maximaal zal vergoeden bedraagt € 10.000 minus € 6.000 is € 4.000.

Tot 1 september 2010 geldt er overigens nog een overgangsregeling. Het normaal maatschappelijk risico is niet van toepassing op planschade die al is ontstaan vóór 1 juli 2008, mits het verzoek om vergoeding van die planschade wordt ingediend vóór 1 september 2010. Wacht dus niet te lang met het indienen van een verzoek om planschadevergoeding of neem contact op met één van onze advocaten van de sectie Bestuursrecht.

BOSKAMP & WILLEMS ADVOCATEN

-UW SUCCES ONZE UITDAGING-

Mr. Drs. F.K. (Koen) van den Akker
Sectie Ruimtelijk Bestuursrecht
Postbus 8727
5605 LS Eindhoven
Tel: 040-2501490
Mail: k.vandenakker@boskampwillems.nl

maandag 18 oktober 2010

Verjaring en eigendomsgrenzen

De meeste mensen zijn wel bekend met het fenomeen verjaring als het bijvoorbeeld gaat om de verjaring van een geldvordering. Na verloop van tijd kan er geen betaling meer worden gevorderd. Minder bekend is dat door verjaring ook eigendomsgrenzen kunnen wijzigen.

Meestal is het zo dat de perceelsgrens die door het Kadaster is ingemeten ook de juridische eigendomsgrens is. We mogen daar echter niet zonder meer van uitgaan. Als gevolg van verjaring kan het zijn dat de feitelijke grens (bijvoorbeeld een hekwerk dat niet op de kadastrale grens staat) op den duur de juridische eigendomsgrens vormt. Bewust of onbewust kunnen zo de eigendomsgrenzen wijzigen.

Recentelijk had ik een zaak in behandeling waarbij mijn cliënten een woning met ruime tuin hadden gekocht. Ze gingen ervan uit dat de aanwezige omheining de eigendomsgrens vormde. Kort nadat ze de woning hadden betrokken kregen ze het bericht van de gemeente dat ca. 150 m2 van de tuin eigendom zou zijn van de gemeente. Volgens de gegevens van het Kadaster was dat ook het geval. Verzocht werd de grond terug te geven of voor een aanzienlijk bedrag te kopen. Cliënten waren hoogst verontwaardigd omdat zij ervan uit gingen dat zij het perceel hadden gekocht zoals het was omheind. Zij hadden hiervoor ook betaald!

De verkoper werd de vraag voorgelegd wat hij hier van wist. De verkoper meldde ook niet beter te weten. Toen hij het perceel in de jaren ’70 had aangekocht, had het al dezelfde afmetingen en hij was hierop nooit door de gemeente aangesproken. Sterker nog, de gemeente had zelfs toestemming verleend voor het vervangen van een bestaande omheining door een stenen schansmuur. Gezien deze feiten kwam het beroep op verjaring in beeld. Ons burgerlijk wetboek bepaalt namelijk dat wanneer, zoals in dit geval, de grond te goeder trouw is verkregen en vervolgens het bezit ervan 10 jaar onafgebroken heeft geduurd, men de eigendom ervan verkrijgt. Onder bezit wordt verstaan dat men de grond als zijn eigendom beschouwt. Dat kan op diverse manieren blijken, bijvoorbeeld door op grond te bouwen of de grond te omheinen. Te goeder trouw houdt in dat men zich redelijkerwijze als rechthebbende mocht beschouwen. Gaat het om een verkrijging waarvoor een leveringsakte is opgemaakt en ingeschreven, dan wordt goede trouw in beginsel aanwezig geacht. De rechtsvoorganger van mijn cliënten was door verjaring eigenaar geworden van de grond en daarom ook bevoegd om deze aan cliënten te verkopen en te leveren. De gemeente kon gelet hierop  niet langer aanspraak maken op ontruiming of aandringen op aankoop.

Naast de deze vorm van verkrijgende verjaring kent ons burgerlijk wetboek nog een andere vorm van verjaring, de zogenaamde bevrijdende verjaring. Wanneer men willens en wetens een strook grond van een ander in gebruik neemt en de  eigenaar verzet zich gedurende 20 jaar niet tegen deze onrechtmatige toestand, ook dan verbindt ons burgerlijk wetboek hieraan consequenties. Doordat de rechtmatige eigenaar gedurende 20 jaar geen actie heeft ondernomen, is zijn recht tot ongedaanmaking verjaard en kan hij tegen het gebruik van zijn grond door een ander niet meer opkomen. Degene die de grond op deze wijze 20 jaar in gebruik heeft wordt hiervan eigenaar. Verwijzing dat het bij het Kadaster anders geregistreerd staat kan dan niet baten.

Een beroep op verjaring stuit veelal op onbegrip bij de oorspronkelijke eigenaar die hierdoor zijn eigendom verliest. De wetgever heeft echter gemeend dat aan een geruime tijd bestaande feitelijke situatie ook juridische gevolgen moeten worden verbonden. Dit kan, zoals zo vaak in onze praktijk, in uw voordeel maar ook in uw nadeel werken. Het enige advies dat ik kan geven is om u enerzijds bewust te zijn van een mogelijk beroep op verjaring wanneer een ander u aanspreekt zijn grond terug te geven en om anderzijds tijdig actie te ondernemen wanneer een ander uw grond zonder toestemming in gebruik neemt.

Wilt u meer weten over verjaring van eigendom en de consequenties daarvan, neemt u dan contact op met:

Boskamp & Willems Advocaten

- Uw succes, onze uitdaging -

Mr. M.J.A. (Marcel) Verhagen
sectie onroerendgoedrecht
Dr. Holtroplaan 42 Eindhoven
T 040 – 250 14 14
F 040 – 250 14 50
www.boskampwillems.nl